Composiet stelt nieuwe uitdagingen aan onderhoud en reparatie

Het toenemend gebruik van composietmateriaal in tal van toepassingen, waaronder de aerospace en bijvoorbeeld de automotive industrie vraagt om de ontwikkeling van nieuwe technologische toepassingen in de inspectie- en reparatietechnologie. Want hoe certificeer je een reparatie, hoe kun je de kwaliteit meten en hoe kunnen processen verder geautomatiseerd worden. Het Fieldlab Development Center for Maintenance of Composites (DCMC) beantwoordt deze vragen.

Vooral in de luchtvaart worden veel composieten gebruikt. Constructies zijn lichter, vliegtuigen daardoor energiezuiniger. De nieuwe Boeing 787 Dreamliner en de Airbus A350 bestaan voor meer dan 50% uit composietmateriaal. Een bekend voorbeeld uit de militaire luchtvaart is de F35 (JSF), die ook voor 56% uit composietmaterialen bestaat. Met de toepassing van composiet verandert ook het onderhoudswerk. Composiet roest niet en verslijt anders. Corrosie en materiaalmoeheid spelen straks een minder grote rol. Onderdelen worden wel steeds complexer. Kosten voor handling en stilstand tijdens onderhoud of reparatie nemen toe. De zogenaamde “turnaround time” moet zo kort mogelijk zijn. In de toekomst wordt geautomatiseerde “on wing reparatie” de norm voor onderhoud en reparatie.

‘Zonder slimme inspectie geen goede reparatie’
Zuid-Nederland heeft een uitstekende concurrentiepositie in onderhoud voor de luchtvaartsector. De regio is sterk in het ontwikkelen van nieuwe, innovatieve materialen. Vanuit deze positie investeert de regio nu in de ontwikkeling van gecertificeerde inspectie- en reparatietechnieken voor composietmaterialen. Door innovaties in materialen te verbinden aan de toekomst in onderhoud en te certificeren, maakt Zuid-Nederland ook in de toekomst het verschil. DCMC brengt partners uit onderzoek en kennis (NLR, TUDelft) samen met het bedrijfsleven (onder andere Fokker Services, Airborne Services, TiaT, Dutch Terahertz, Damen Shipyards). Het project verbindt fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Logische vestigingsplaats voor het fieldlab is Woensdrecht, waar de meest beeldbepalende spelers op dit terrein al aanwezig zijn. De leidende partners Fokker Services, Airborne Services, NLR en TUDelft sturen het fieldlab gezamenlijk. In de Stichting DCMC borgen zij de inhoudelijke, financiële en communicatieve lijn in het project.

Versterkend effect
Rob Bosgraaf, Head of Customer Solutions & Technology Alignement van Fokker Technologies Holding: “De uitdagingen voor DCMC zijn groot. Wanneer een vliegtuig wordt gebouwd, is er sprake van cleanrooms, een vergaande robotisering en een zeer gecontroleerd klimaat. In het onderhoud is er sprake van totaal andere omstandigheden; de sterkte van de reparatie moet feitelijk bij kamertemperatuur worden gegarandeerd. Wij richten ons binnen DCMC op een eenduidige inspectie van het composietmateriaal, certificering van de gerepareerde composietmaterialen en automatisering van de handelingen. Daarnaast willen we met DCMC de regio versterken en zorgdragen voor werkgelegenheid in de sector. Het gaat echt om de toekomst van werkgelegenheid. Zo heeft KLM bijvoorbeeld 200 plaatwerkers in dienst, de competenties van hen zijn straks niet meer nodig. We zullen moeten omscholen of een nieuwe generatie moeten opleiden. Dat kan alleen door kennisopbouw. DCMC speelt hierin straks een belangrijke rol. Het fieldlab versterkt de economische concurrentiepositie van Zuid-Nederland op het terrein van hoogtechnologische maintenance toepassingen in de luchtvaartindustrie.”

De impact van ERAC

Wij hebben met de projectpartners het project ‘Fieldlab Composieten Onderhoud en Reparatie’ ontwikkeld tot een succesvolle financieringsaanvraag. In de uitwerking van de business case is aangegeven waar de technologische uitdaging uit bestaat, hoe de technologie er nu voor staat en welke ontwikkeling in én na het project moet worden doorgemaakt om concurrerend te blijven. In het partnerschap vormt Stichting DCMC de strategische kop; zij werft nieuwe partijen uit de composieten, onderhoud en/of aerospace voor het initiatief. Regionale ontwikkelingsmaatschappijen BOM en REWIN ondersteunen daarbij.

Rob Bosgraaf: “ERAC heeft oog voor innovatie en regionale ontwikkeling. Zij heeft het project mede vormgegeven en het de juiste thematiek meegegeven. Zij blijft betrokken bij het project als het gaat om het monitoren, het vervaardigen van de rapportages en de evaluatie. ERAC is in staat de doelstellingen van het project scherp te houden, alsmede de manier van verantwoorden.”

De partners investeren circa zes miljoen euro in het Fieldlab DCMC. Het project ontvangt een bijdrage uit OPZuid, onder het Europees Fond voor Regionale Ontwikkeling.