Interreg kent vier verschillende programmalijnen: A, B, C en D, met in totaal maar liefst 96 verschillende subprogramma’s. Daarbij kennen al deze 96 programma’s op hun beurt weer de volgende zaken:
- eigen thematische doelstellingen
- inhoudelijke zwaartepunten
- eigen contact-points
- eigen aanvraagprocedures
Begrijpelijk dus dat het op het eerste gezicht lastig lijkt om inzicht in de relevante financieringsopties te krijgen en het overzicht te behouden. Gelukkig hoeven wij ons vanuit Nederland slechts op 9 van de 96 programma’s te focussen.
A-programma’s
Voor projecten met een Nederlandse bijdrage geldt dat de grensoverschrijdende A-programma’s Nederland-Vlaanderen, Duitsland-Nederland en België-Nederland-Duitsland relevant zijn.
B-programma’s
Van de transnationale B-programma’s zijn North-West-Europe en North-Sea-Region toegankelijk voor Nederlandse aanvragers.
C-programma’s
Interreg C richt zich op interregionale projecten, waarbij Nederlandse aanvragers deel kunnen nemen aan Europe, URBACT en ESPON.
Hoewel de programma’s allemaal de naam Interreg dragen, verschillen zij in geografische omvang en dus in het programmagebied. Dus onthoud: het ene Interreg is het andere niet en informeer daarom van tevoren goed of u en uw consortium inhoudelijk en geografisch passen bij het beoogde Interreg-programma!