Staatssteun
Veel organisaties vragen zich af: “Geldt dat staatssteunrecht eigenlijk wel voor ons? Dat is toch Europese regelgeving?” Het antwoord is ja. Het staatssteunrecht is Europees recht dat moet voorkomen dat de interne markt wordt verstoord door het ingrijpen van lidstaten.
Dat betekent dat alle overheidslagen ermee te maken hebben bij het verlenen van subsidies. Overheden mogen niet zomaar subsidies verstrekken en ondernemers mogen niet zomaar subsidie ontvangen zonder dat er wordt gekeken of dat staatssteunrechtelijk is toegestaan.
Om te bepalen of er sprake is van staatssteun, zijn er vijf cumulatieve criteria waaraan moet worden voldaan:
1. Er moet sprake zijn van economische activiteiten.
Er is sprake van een economische activiteit wanneer goederen of diensten op een markt worden aangeboden. In principe kan elke entiteit, ongeacht of het gaat om een bedrijf, overheid of bijvoorbeeld een vereniging, een economische activiteit verrichten.
2. De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd.
Staatsmiddelen houdt in dat er met publieke middelen steun wordt verleend. Uitzondering hierop zijn ‘pure’ EU-middelen zoals Horizon Europe.
3. De steunmaatregel is selectief.
Een maatregel moet specifiek zijn, dus gericht op een bepaalde groep bedrijven, een regio of specifieke technologie.
4. De steun biedt een economisch voordeel dat niet via de markt verkregen kan worden.
Bij dit criterium wordt gekeken of er ten opzichte van de situatie waarin geen steun wordt verleend, economisch of competitief voordeel wordt behaald door de begunstigde(n).
5. Effect op de Europese handel: de maatregel vervalst de mededinging en kan leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie. Het effect op handel is doorgaans evident en er hoeft slechts een potentieel effect te zijn om aan dit criterium te voldoen.
Bij het ontvangen en verlenen van subsidies wordt vaak voldaan aan het 2de en 3de punt. Discussie kan ontstaan op punt 4 of 5 maar vindt meestal plaats op punt 1; is er wel of geen sprake van economische activiteiten?
Als ten onrechte wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van staatssteun dan zijn er mogelijk gevolgen voor de ontvanger van de subsidie. Het risico dat ongeoorloofde staatssteun wordt verleend ligt namelijk bij de ontvanger van de subsidie; deze moet dan de subsidie terugbetalen.
Het feit dat een project een sociaal en maatschappelijk doel dient betekent niet dat er per definitie geen sprake is van economische activiteiten. Vaak krijgen we deze vraag van stichtingen of bijvoorbeeld natuurorganisaties. Zij voeren meestal activiteiten uit met een sociaal en/of maatschappelijk belang. Daarnaast hebben ze vaak als organisatie geen winstoogmerk. Maar het feit dat een entiteit geen winstoogmerk heeft, is niet van belang. Of een bepaalde entiteit als onderneming wordt aangemerkt, hangt volledig af van de aard van de activiteiten waar steun voor wordt gevraagd.
Er is sprake van een economische activiteit wanneer er op een potentiële markt (al dan niet betaalde) goederen of diensten worden aangeboden. Dus ook stichtingen zonder winstoogmerk kunnen economische activiteiten uitvoeren. En ook activiteiten met een sociaal of maatschappelijk doel kunnen economisch zijn.
Het feit dat geldelijke middelen van de ene overheid naar de andere overheid worden geschoven betekent niet dat er per definitie geen sprake is van staatssteun. Ook een gemeente kan economische activiteiten verrichten en optreden als onderneming. Hier is sprake van wanneer een gemeente diensten of goederen aanbiedt op een markt. Denk bijvoorbeeld aan de exploitatie van een zwembad of het verhuren van vastgoed.
Wel is het zo dat het uitvoeren van wettelijke taken in beginsel niet als economische activiteit wordt gezien. Een gemeente kan dus voor een deel niet-economische activiteiten uitvoeren en voor een ander deel economische activiteiten. Bij steun aan de economische activiteiten kan sprake zijn van staatssteun.
Nee, indien subsidie verleend wordt aan een inwoner is er in beginsel geen sprake van een onderneming, een inwoner biedt immers geen goederen of diensten aan op een markt. Hierdoor wordt niet voldaan aan criterium 1 van staatssteun en is er geen risico op staatssteun.
Let wel, er moet goed gekeken worden bij wie de subsidie landt. Is de betreffende inwoner een eigenaar-bewoner of juist een particuliere verhuurder? Indien een inwoner als particuliere verhuurder activiteiten ontplooit en de tegemoetkoming ook voor deze activiteiten geldt, kan er wel sprake zijn van staatssteun.
Als er sprake is van staatssteun kunt u een vrijstelling uit de AGVV gebruiken voor de aangevraagde subsidie. Op deze manier kunt u op geoorloofde wijze de subsidie ontvangen.
Gebruik u een vrijstelling uit de AGVV? Dan zijn er meerdere aspecten waar u in ieder geval op moet letten:
- Zorg dat u onder de aanmeldingsdrempel blijft (artikel 4 AGVV);
- Zorg dat er sprake is van stimulerend effect (artikel 6 AGVV);
- Laat zien dat er geen sprake is van een ‘onderneming in moeilijkheden’ (artikel 2 lid 18 AGVV);
- Bekijk het maximale steunpercentage en zorg dat de gevraagde subsidie daar onder blijft;
- Bekijk of de in aanmerking komende kosten in de gekozen vrijstelling overeenkomen met de begrote kosten voor het project.
Op deze manier borgt u dat er op geoorloofde wijze subsidie wordt verleend en loopt u geen risico dat de subsidie later moet worden terugbetaald.
Ja, cumulatie van steunmaatregelen is toegestaan, mits dit niet leidt tot het overschrijden van de maximale steunintensiteit.
Voorbeeld
De maximale steunintensiteit voor een project bedraagt 70% volgens de AGVV. De partij die het project gaat uitvoeren vraagt 50% EFRO subsidie aan voor het project. Daarnaast wordt nog 15% extra subsidie gevraagd vanuit de gemeente. Omdat de subsidie samen 65% van de kosten dekt en dit onder de maximale steunruimte van 70% valt, is deze cumulatie toegestaan.
Maar stel dat de gevraagde subsidie vanuit de gemeente 25% bedraagt en vanuit EFRO 50%. Daarmee komt het totale gevraagde steunpercentage op 75%. Dit is hoger dan de maximale steunruimte van 70%. Daarmee mag de gevraagde gemeentelijke subsidie niet volledig worden ontvangen. De subsidie dient ‘afgetopt’ te worden op 20%, zodat de maximaal ontvangen subsidie gelijk is aan de maximale steunruimte van 70%.
Let op! Niet alle subsidieregelingen staan toe dat de aangevraagde subsidie met andere subsidies worden gecumuleerd. Lees van tevoren daarom goed de subsidieregeling door of vraag naar de mogelijkheden voor cumulering bij de subsidieverstrekkende partij.
Ja, u mag gebruik maken van verschillende vrijstellingen in de AGVV binnen hetzelfde project.
Voorbeeld
Een onderzoekproject bestaat uit 5 werkpakketten. Werkpakket 1 t/m 4 betreft experimentele ontwikkeling van een bepaalde innovatie. Werkpakket 5 daarentegen bestaat uit het geven van opleidingen over de ontwikkelde innovatie. Voor werkpakket 1 t/m 4 kan gebruik gemaakt worden van artikel 25 lid 2c AGVV (experimentele ontwikkeling), terwijl voor werkpakket 5 gebruik gemaakt kan worden van artikel 31 AGVV (opleidingssteun).
Een combinatie van verschillende vrijstellingen uit de AGVV is dus mogelijk. Let hierbij wel op de verschillende steunpercentages. Als u ervan uitgaat dat u gemiddeld voor een project 60% steun krijgt omdat u voor een gedeelte van de kosten 50% steun mag ontvangen en voor het andere gedeelte 70% mag ontvangen, en bij de realisatie blijkt dat de activiteiten waarover 70% steun ontvangen mocht worden tegen zijn gevallen, dan zal het gemiddelde steunpercentage ook lager uitvallen.
Hier moet u mee oppassen. De AGVV geeft namelijk per vrijstelling de maximale steunruimte aan. De maximale steunruimte heeft betrekking op de kosten in het project, zogenaamd de ‘in aanmerking komende kosten’. De maximale steunruimte benoemd in de AGVV mag niet overschreden worden voor de in aanmerking komende kosten.
Voorbeeld 1
Uw project heeft € 70.000 aan subsidiabele kosten met een maximale steunruimte van 50% volgens artikel 25 lid 2b AGVV. U vraagt 30% subsidie bij een provincie (AGVV) en 20% bij de gemeente (de-minimis). Samen komt u uit op 50%, precies binnen de toegestane steunruimte. Dit mag dus. Toch is het zonde om uw de-minimisruimte te gebruiken als het hele project al onder de AGVV past.
Voorbeeld 2
Vraagt u bij hetzelfde project 50% subsidie bij de provincie en daarnaast 20% via de-minimis bij de gemeente, dan komt u op 70%. Daarmee overschrijdt u de maximale steunruimte van 50%. Dit is niet toegestaan.
Gaat het om andere in aanmerking komende kosten dan kunt u wel gebruik maken van de de-minimisruimte.
Let op! De reguliere de-minimis ruimte mag wel worden gecumuleerd met de DAEB de-minimis ruimte. Op basis van de DAEB de-minimisverordening mag een onderneming tot € 750.000 aan steun ontvangen over drie jaren om een DAEB uit te voeren. Daarnaast bepaalt artikel 5 lid 1 van de DAEB de-minimisverordening dat dit bedrag met de reguliere de-minimissteun, van € 300.000 over drie jaren, mag worden gecumuleerd. Dat betekent dat een onderneming over een periode van drie jaren tot € 1.050.000 aan steun mag ontvangen; € 750.000 vanuit de DAEB de-minimisverordening en € 300.000 vanuit de reguliere de-minimisverordening.
Ja. De de-minimisverordening bepaalt dat één onderneming maximaal € 300.000 steun over drie jaren mag ontvangen. Onder één onderneming vallen ook verbonden ondernemingen, bijvoorbeeld als u:
- een meerderheid van de stemrechten heeft,
- het recht heeft bestuurders te benoemen of te ontslaan, of
- overheersende invloed kunt uitoefenen.
Let er ook op dat gesloten overeenkomsten met andere ondernemingen hierin meetellen. Samen deelt u namelijk één de-minimisruimte. Het totale bedrag dat aan één onderneming per lidstaat mag worden verstrekt, is maximaal € 300.000 over een periode van drie jaar.


